Jeanette Prins – Verlies

In aanloop naar de prijsuitreiking van de Debutantenschrijfwedstrijd 2023 publiceren wij elke week een inzending van een shorlistkandidaat. Deze week de non-fictie inzending van Jeanette Prins. 

Naast haar werk als adviseur klantcommunicatie schrijft Jeanette Prins in haar vrije tijd graag korte verhalen, waarvoor ze de gebeurtenissen in haar leven als inspiratie gebruikt. Haar fantasie is groot en met de ideeën die ze daardoor opdoet schrijft ze graag kleurrijke kinderverhalen. Ook in feelgood en op zijn tijd een spannend verhaal, kan ze veel van haar creativiteit kwijt. Op dit moment volgt ze een schrijfcursus om haar schrijfvaardigheden verder te ontwikkelen. Haar ultieme schrijversdroom is het uitbrengen van een roman. Dit is haar eerste nominatie op de shortlist van een schrijfwedstrijd.


Verlies

De saucijzen sudderden in de pan, alsof ze weerstand boden aan het lot dat ze te wachten stond. Nog heel even en dan waren ze perfect gegaard, precies zoals zij ze lekker vond. Eerst schepte hij de aardappelen op het bord, daarna haalde hij voorzichtig de saucijzen uit de pan. Niet met de vork maar met de tang, zo had ze hem uitgelegd, anders verloor het vlees smaak omdat de sappen eruit liepen. Zijn rechterhand trilde, het kostte hem moeite om daarmee grip op de tang te blijven houden. Op zijn leeftijd ontbrak het hem aan kracht in zijn vingers, daarom gebruikte hij zijn linkerhand als ondersteuning. Met beide handen hield hij de tang vast, tot zijn opluchting bleef de saucijs in de tang zitten totdat die zachtjes op het bord werd neergelegd. Hij glimlachte gelaten, ze kon trots op hem zijn. Uit de lade pakte hij een mes en vork, staand aan het aanrecht sneed hij het vlees in stukjes. Ze glimlachte terwijl ze naar hem keek.

Op de bank met het bord op schoot schakelde hij naar de Duitse tv-zender. Ze hoorde het geluid van de Schlagermuziek waar ze altijd zo vrolijk van werd. Elf jaar lang elke dag hetzelfde ritueel tijdens het avondeten. Op zijn tweeënzestigste had hij het alsnog gevoeld; de vonk die oversprong. Hij prijsde zichzelf gelukkig dat hij haar had ontmoet. Het was haar zus die haar elf jaar geleden had aangemoedigd om hem op de koffie uit te nodigen. Bij die gedachte brak er een lach door op zijn gezicht, hij was haar nog altijd dankbaar. Tijdens hun eerste ontmoeting klonk er Schlagermuziek op de achtergrond, vanaf dat moment vulde het geluid elke avond zijn huiskamer. ‘Gezellig hè, die Duitse muziek,’ zei hij half vragend terwijl hij zijn vork naar zijn mond bracht. Ze legde haar hand op zijn schouder.

Na het eten ruimde hij de tafel af. Hij had het nooit erg gevonden om de afwas alleen te doen, dan kon zij op de bank blijven zitten en tv blijven kijken. Altijd als hij haar daar zo zag zitten, genietend van de muziek en de fijne avond samen, voelde hij zich gelukkig.

‘Ik laat de hond even uit.’ Het was overbodig om te zeggen, want het rondje was vaste prik na de afwas. Het enthousiaste hondje Boomer wist dat ook, net als zij. En toch zei hij altijd tegen haar wat hij ging doen, ook deze keer.

Haar koffie dronk ze ’s avonds graag met twee klontjes suiker, het liefst at ze er wat lekkers bij. Gisteren waren dat de roomsoezen die in de aanbieding waren bij de lokale bakker, daar waren ze allebei dol op. Regelmatig veegde hij lachend de slagroom van haar wang omdat ze weer zo had zitten knoeien. Dan deinde ze vrolijk mee met de Schlager-muziek.

Met een kop koffie in zijn hand staarde hij naar de roomsoes die voor hem op tafel stond. Voor het eerst in elf jaar had hij er geen zin in. Hij keek naar de foto die van hen tweeën was gemaakt in een attractiepark. Samen probeerden ze fietsend de dinosaurus voort te bewegen. Toen ze de foto voor het eerst zag, moest ze er erg om lachen. De angst was van haar gezicht af te lezen. Ze vond het maar niks, zo hoog boven de grond. Toch straalde het geluk van de foto af, door het beschermende glas heen. Hij glimlachte terwijl hij naar de foto keek. Ze glimlachte terwijl ze naar hem keek. Haar vingers raakten zijn gezicht aan, maar hij voelde ze niet.

Hij stapte in bed, moe van een onwerkelijke dag vol emoties. Net als elke avond pakte hij het pepermuntje van zijn nachtkastje en stak het in zijn mond. Elf jaar lang elke dag hetzelfde ritueel voor het slapengaan. Allebei namen ze een pepermuntje en kusten elkaar goedenacht. Nu hield hij het ritueel aan, maar aan de andere kant van het bed zou het pepermuntje voor altijd op het nachtkastje blijven liggen. Sinds vanochtend was zij ergens daarboven. Waar precies wist hij niet, maar hij voelde dat ze nog steeds bij hem was. En toch zou de lege plek naast hem voor altijd leeg blijven. Door zijn tranen heen staarde hij naar die lege plek, heel even stelde hij zichzelf de vraag of het echt gebeurd was, of ze niet toch terug zou komen. Dat ze net zo plotseling als ze gegaan was, ineens weer naast hem zou liggen. Misschien als hij zijn ogen sloot en daarna weer opendeed, misschien dan. Maar ze was er niet, ze zou er nooit meer zijn. Vanavond was hij bij haar geweest, had hij in die kille kamer haar gezicht aangeraakt en haar een kus op haar wang gegeven, maar ze hoorde daar niet te zijn, ze hoorde hier te zijn.

Hij legde zijn gezicht op haar kussen en snoof de geur van haar shampoo op. De shampoo die hij elke ochtend had laten schuimen als hij haar haren waste. Ze kon zichzelf niet meer goed verzorgen, niet meer aankleden, niet meer onder de douche staan. Met alle liefde die hij voor haar voelde had hij haar verzorgd, had hij voorzichtig haar haren gewassen, haar afgedroogd. Elke ochtend hetzelfde ritueel. Zij had op hem mogen steunen tijdens het aankleden. Af en toe ging het een beetje onhandig, omdat hij ook niet meer zoveel kracht had. Maar uiteindelijk lukte het altijd om haar klaar te maken voor een nieuwe dag. Elf jaar lang begon er elke ochtend een mooie, nieuwe dag vol liefde. Net als die ochtend.

Hij had niet geweten dat hij haar voor de laatste keer zou verzorgen, hij had het niet verwacht, hij was er niet op voorbereid. ‘Het is mooi zo,’ was het laatste wat ze zei. Ineens was het gebeurd, hij kon niks meer doen. Niemand kon nog iets doen. Het was zo plotseling geweest, hij had geen afscheid van haar kunnen nemen, haar niet meer kunnen vertellen hoeveel hij van haar hield. Ze waren nog heel even met z’n tweeën geweest en sneller dan hij kon verwerken bleef hij alleen achter.

Op de dag van de crematie had hij het overhemd aangetrokken dat zij zo mooi vond. Hij had zijn netste broek erbij aangetrokken en zijn schoenen gepoetst. De uren tot het afscheid waren in een waas aan hem voorbij getrokken.
Er waren mooie woorden gesproken door de familieleden. Ze zou gemist worden, ze werd nu al gemist. Zo meteen zou hij zich bij hen voegen in de familiekamer. Door de tranen heen glimlachte hij terwijl hij naar haar keek. Zijn vingers raakten haar gezicht aan, zij voelde ze niet. De kist werd gesloten en de gordijnen gingen dicht. Hij pakte een zakdoek uit zijn broekzak.