Ingrid de Vries: ‘Ik wilde veel te veel vertellen, volledig zijn.’

Ingrid de Vries klopte in 2018 bij Editio aan voor een leesrapport om inzicht te krijgen in de sterke en zwakke kanten van haar manuscript; nu is haar roman Schijnvrucht uitgegeven door Ambo/Anthos. En dus was het onze beurt om bij Ingrid aan te kloppen: we vroegen haar naar het verhaal achter het verhaal, de spanning tussen fictie en non-fictie en de weg naar publicatie.

 

Kan je iets vertellen over het ontstaansproces van het boek?

‘Het boek is gebaseerd op het leven van mijn moeder. Zij was een in zichzelf gekeerde vrouw en ik wist weinig van haar echte gedachten en gevoelens. Pas op hoge leeftijd begon ze te praten: over mijn vader, over haar huwelijk. Wat ze vertelde vond ik pijnlijk en moeilijk te geloven. Ik begreep dat het voor haar belangrijk was om eindelijk gehoord te worden, maar toen ze mij vroeg er een boek van te maken, zei ik nee. Mijn vader leefde niet meer; naar zijn versie van het verhaal kon ik niet meer vragen. Ik zat dus in een spagaat. Mijn moeders verhaal was een prachtig gegeven voor een boek, maar ik wilde er een roman van maken en ik was bang dat ik haar daarmee tekort zou doen. Bovendien had ik het gevoel dat ik moest kiezen tussen mijn vader en mijn moeder. Toch begon ik iets op papier te zetten; daarna kon ik niet meer stoppen. Wat er waar was van mijn moeders verdenkingen jegens mijn vader heb ik in het boek in het midden gelaten. Ikzelf ben nooit achter de hele waarheid gekomen; die onzekerheid heb ik laten meespelen in het boek, want ook de lezer komt niet te weten wat er precies is gebeurd.’

Waarom was je vastbesloten fictie te schrijven, ook al gaat het om je moeders levensverhaal?

‘Wat mijn moeder vertelde was meer dan een persoonlijk verhaal. Het ging over een liefde die ontluisterend was en tegelijkertijd onverwoestbaar, over de onomkeerbaarheid van bepaalde keuzes, over de onwrikbaarheid van de eigen waarheid zoals die zich in je hoofd heeft vastgezet, over achterdocht en eenzaamheid. Ik wilde niet gebonden zijn aan de feitelijke realiteit maar wel trouw blijven aan haar verhaal. Gelukkig gaf ze mij ruimhartig carte blanche. Ik heb mensen weggelaten die voor haar persoonlijk belangrijk waren maar niet in het boek pasten en ik creëerde een nieuw personage omdat ik die nodig had voor mijn verhaallijn. Toch liep ik geregeld in de valkuil van de realiteit: ik wilde veel te veel vertellen, volledig zijn.’

Hoe ziet jouw schrijfroutine eruit?

‘Stilte en afzondering zijn voor mij het beste. Als ik schrijf open ik geen mailtjes en zorg dat mijn mobiel ergens ligt waar ik hem niet kan horen. Ik heb het voordeel dat ik erg afgelegen woon. Er komt nooit iemand onverwacht langs, er zijn geen winkels in de buurt, geen terrasjes. Er zijn natuurlijk allerlei – vaak ingebeelde – verplichtingen die je van het werk afhouden. Maar om in het gevoel te blijven is het voor mij belangrijk om langere tijd aaneengesloten door te gaan. Een dagje schrijven en dan een paar dagen niet, dat werkt voor mij niet. Mijn schrijfdagen lopen daarom volgens een strak schema. Om tien uur ’s morgens trek ik me terug in mijn werkkamer. Vaak begin ik met het doorlezen van de tekst die ik de dag ervoor heb geschreven, als een aanloopje. Maar wanneer het verhaal in een stroomversnelling zit, begin ik meteen te schrijven. Ik schrijf tot twaalf uur, en ga na de lunchpauze verder tot het tijd is voor avondeten. Als ik een dip heb, blijf ik achter mijn computer zitten, kijk naar de vijgenboom voor mijn raam of luister naar muziek. Soms werk ik ook ’s avonds door.’

Heb je hulp of ondersteuning gezocht bij het realiseren van je boek?

‘Ik heb nooit een schrijfcursus gedaan. Ik werk niet lekker met anderen om me heen, raak dan geblokkeerd. Als journalist en redacteur heb ik bovendien veel ervaring met het schrijven en beoordelen van teksten, maar het kritisch kijken naar je eigen werk is veel lastiger. Na anderhalf jaar schrijven, waarin meerdere versies in de prullenbak belandden, wist ik niet meer of ik op de goede weg zat. Ik heb toen door Editio een leesrapport laten opstellen. Dat rapport maakte me duidelijk waar ik op vastliep, namelijk het ontbreken van een spanningsboog in het tweede deel van het verhaal. Wat ik prettig vond, was dat ook de sterke punten aandacht kregen in het leesrapport. Ik was het eens met de kritiek en dacht tegelijkertijd: oh gelukkig, zo slecht is het dus niet. Het geeft je houvast om verder te gaan. Ook heb ik het manuscript laten lezen aan een panel van vrienden en geïnteresseerden. Mijn redacteur bij Ambo/Anthos heeft weinig veranderd in de tekst, maar haar voorstel om de laatste twee hoofdstukken om te wisselen was een gouden greep. Het grappige is dat je als schrijver in eerste instantie denkt: dat kan helemaal niet. Zij heeft me uit mijn comfortzone getrokken.’

Hoe verliep de weg naar een uitgever?

‘Toen ik dacht dat het manscript af was heb ik het gestuurd naar Koen van Gulik, uitgever van de Wereldbibliotheek. Hij mailde me dat het verhaal niet bij zijn uitgeverij paste, maar dat hij erdoor ‘geboeid en geraakt’ was. Hij gaf me het advies om een kwart van de tekst te schrappen en de ingekorte versie op te sturen naar Ambo|Anthos. Het schrappen was een enorme klus waar ik drie maanden mee worstelde. Op de muur van mijn werkkamer hing ik een uitvergrote tekst die ik had gelezen in een biografie van Charlotte Brontë: Offer meedogenloos alles op wat niet bijdraagt aan de helderheid, de waarschijnlijkheid en het effect. Ik wist dit natuurlijk allang, maar de werkelijkheid zat me steeds in de weg. Maar het was de moeite waard. Ambo/Anthos wilde mijn roman uitgeven.’

Heb je al ideeën voor een volgend boek?

‘Ik ben bezig aan een volgende roman, dit keer niet gebaseerd op een bestaande geschiedenis. Het duurde een poos voor ik op gang kwam. Het idee is er, ik heb de hoofdlijnen uitgewerkt, research gedaan, lang geaarzeld of ik voor beide hoofdpersonages het ik-perspectief zal gebruiken, gewikt en gewogen of het verhaal geplaatst moet worden in de tegenwoordige of de verleden tijd, en toen ik daar niet uitkwam ging ik taarten bakken, vrienden uitnodigen, en boeken lezen want lezen is toch ook een beetje werken. Intussen zette ik geen letter op papier. Je kunt het schrijven eindeloos uitstellen, maar op een gegeven moment moet je gewoon beginnen en kijken waar je uitkomt. Ik heb nu vier hoofdstukken.’

Welke tip zou je meegeven aan aspirant-schrijvers?

‘Zie je verhaal in beelden, alsof je naar een film kijkt. Begin dan pas te schrijven. Eerst de beelden, dan de taal. Tijdens het schrijven doe ik vaak mijn ogen dicht en probeer tot in de kleinste details voor me te zien wat ik wil beschrijven. Blijf daarnaast in je concentratie, ook als je niet aan het werk bent en totaal andere dingen doet. Bekijk de wereld vanuit je boek, dan ontdek je overal aanknopingspunten die je kunt gebruiken. Wacht niet op inspiratie. Inspiratie krijg je niet, die moet je zelf maken.’

 

Ingrid de Vries is journalist, redacteur en auteur. Als researcher en tekstschrijver werkte ze mee aan verschillende televisieprogramma’s. Tegenwoordig woont ze in het noorden van Friesland, waar ze zich toelegt op het schrijven van romans en verhalen. Schijnvrucht (Ambo | Anthos, 2021) is haar tweede roman, na Verder is er niemand (Elikser, 2015).

 

Foto (c) Joost Plomp