Grete Simkuté: ‘Een boek schrijven is echt niet iets wat je ‘zomaar doet’, je moet een lange adem hebben.’

In maart van dit jaar debuteerde Grete Simkuté met haar roman De man die een berg werd. Editio Agentschap bracht haar onder bij uitgeverij Lebowski. Inmiddels kreeg zij veel positieve recensies in de landelijke media en was zij te gast bij Brommer op zee van de VPRO.
Het verhaal speelt zich af in het negentiende-eeuwse Japan, waar Myo opgroeit in een rijstboerengezin. Als er een hongersnood uitbreekt, zijn ouders komen te overlijden en uiteindelijk ook zijn kleine zusje dat hij zou beschermen, wordt hij gered door een mysterieuze bergsekte. Gebukt onder het gevoel van schuld en schaamte voor de dood van zijn zusje, ondergaat Myo samen met de bergmonniken loodzware proeven om zijn lichaam en geest te harden. Hij gaat de grootst mogelijke uitdaging aan die op zijn pad komt: zelfmummificatie.
Editio sprak Grete over haar debuut, het schrijfproces, de schrijfcursussen die ze bij Editio heeft gedaan en over haar plannen voor een nieuw werk. Ook geeft ze tips aan nieuwe schrijvers.


Wanneer wist je dat je wilde gaan schrijven?

Als kind maakte ik al eigen magazines door vellen papier in het midden te vouwen en bijeen te nieten. Daarin verzon ik hele interviews en tekende ik portretten van de geïnterviewden. De magazines gaf ik aan mijn moeder, mijn opa en opa, de buren… Meer specifiek wist ik dat ik dít boek wilde gaan schrijven toen ik tijdens een vakantie in Marokko in een boek van Murakami (De moord op Commendatore – Red.) las over monniken die zichzelf levend mummificeerden. Het onderwerp maakte me meteen nieuwsgierig en prikkelde mijn verbeelding.

Had je eerder al geschreven?

Ik won prijzen met opstellen op school – die overigens altijd langer waren dan het opgegeven maximumaantal woorden. Ook heb ik een keer een prijs gewonnen voor een landelijke gedichtenwedstrijd met een gedicht over mijn overleden opa. Toen ik eenmaal een laptop kreeg, schreef ik pagina’s vol in Word. Bijvoorbeeld over een zwerver die een geldprijs won en vervolgens op zoek ging naar haar verloren zus, haha. Dus ja, schrijven was ‘mijn ding’. Na mijn studie ging ik aan de slag als freelance copywriter in de cultuursector. Ik verdiende dus mijn geld met opdrachten voor bladen, kunstenaars en architecten, maar literair schrijven – dat had ik als volwassene nog niet veel gedaan.

Wanneer wist je dat je een boek wilde schrijven?

Ja. Omdat schrijven dus mijn beroep was, zij het toegepast en in opdracht van, dacht ik weleens: zou ik ooit een boek schrijven? Maar ik wist niet meteen waarover. In elk geval wilde ik niet ‘over mezelf’ schrijven. Toen ik dus las over de zelfgemummificeerde monniken in Japan, was ik meteen geïntrigeerd en wist ik dat dit het onderwerp van mijn boek zou worden. Het was mystiek, uniek, historisch, het speelde zich af in een ander cultuur… Ik vond daarin een uitdaging. En ja, in zekere zin zag ik ook gelijkenissen met mezelf: thema’s als strengheid en het willen opgaan in iets groters. Ik verwachtte dit onderwerp dus ook wel voldoende iets ‘eigens’ mee te kunnen geven.

Hoe ben je bij Lebowski terechtgekomen? Wat was de rol van het agentschap daarin?

Bij Editio doorliep ik een jaar lang alle fictie-cursussen. Bij de laatste cursus werkten we aan ons eigen manuscript. Ik had uiteindelijk zo’n 10.000 woorden geschreven van mijn verhaal. Bij de eindevaluatie zei Marlies Bonnike dat het potentieel had en dat ze me wilde voorstellen aan een aantal uitgevers. Ze vroeg of ik zelf een goed gevoel had bij een uitgever en ik noemde meteen Lebowski. Die staat bekend als een progressieve, jonge en kunstminnende uitgeverij, waar cross-overs gestimuleerd werden. Dat leek me wel wat. Marlies nam contact op met Jasper Henderson en Oscar van Gelderen. En de rest is geschiedenis.

Hoe heb je het schrijven aangepakt, in welke volgorde?

Ik wist dat mijn boek zou eindigen met de zelfmummificatie van mijn hoofdpersoon: hij zou afdalen in een ondergrondse tombe en daar zijn dood tegemoet mediteren. Vanaf dat einde, ben ik het verhaal terug gaan opbouwen. Wie is deze jongen? Wat heeft hij meegemaakt dat hij tot zo’n keuze zou gaan komen? Schuld en schaamte zijn belangrijke thema’s in de Japanse cultuur, maar natuurlijk ook universele emoties. Ik wist dus ik het in die hoek moest zoeken. Toen kwam ik op het idee om hem te laten opgroeien in een rijstboerengezin dat omkomt bij een hongersnood, waarbij hij ook zijn geliefde zusje verliest. Dat vergeeft hij zichzelf nooit. Die gevoelens spelen de rode draad in mijn verhaal.
Ik heb geen plan gemaakt en werkte niet meer gedetailleerde schema’s, maar ik wist bij aanvang van elk hoofdstuk wel wat voor scènes ik erin zou opschrijven en hoe het zou eindigen. Ik ben nooit totaal vrij gaan schrijven, met de gedachte: ‘ik zie wel wat hieruit komt’. Dus het schrijfproces zat dus tussen vrij en gecontroleerd in.

Heb je eerst je research gedaan, of ben je eerst gaan schrijven?

Research! Voor ik ook maar een letter op papier zette, ben ik alles gaan lezen wat ik kon vinden over de Noord-Japanse sekte en de sokushinbutsu (‘levende Boeddha’– zoals de zelfgemummificeerde monniken ook wel worden genoemd): onderzoeken, artikelen, boeken, reisverslagen… Ook ben ik zelf naar Japan geweest om de sekte en de mummies op te zoeken. Pas nadat ik voor mijn gevoel genoeg wist, ben ik mijn verbeelding de ruimte gaan geven om rond de feiten een verhaal te bouwen.

Zijn je schrijfskills verbeterd gedurende het werken aan je boek?

Jazeker, werken met een redacteur hielp hier erg bij. Ik had dus ervaring met journalistiek schrijven en schrijven in opdracht, maar literaire fictie schrijven is toch wat anders. Je moet een verhaal vaart geven, soms cliffhangers toevoegen, goed nadenken over de redenen waarom je hoofdpersoon doet wat hij doet en hem vooral ‘actief’ laten zijn. Je moet hem dus niet dingen laten overkomen, maar de hoofdpersoon zélf zaken ‘in de soep laten lopen’. Ik heb misschien hiervoor weleens gedacht ‘ik schrijf gewoon vanuit mijn intuïtie en dan komt het goed’. Maar schrijven is een vak, je maakt een construct, en veel van wat werkt, is al bekend en gegoten in regels. Het is goed om ze te kennen.

Heb je mensen laten meelezen?

Niet echt, zelfs mijn redacteur sprak ik weinig tijdens het schrijfproces. Ik leverde niet steeds één of twee hoofdstukken in voor een check, maar heb meerdere malen het gehele boek ingeleverd bij mijn redacteur. Daar gaf zij dan feedback op. Uiteindelijk waren er zeven correctierondes nodig en herschreef ik dus ook meermaals ‘het hele boek’. Ik vond het fijn om helemaal in het schrijfproces op te gaan en niet te veel input te krijgen van mijn omgeving. Marlies las de eerste versie mee, later had ik dus vooral contact met mijn redacteur.

Wat heb je ervaren als je grootste frustraties of onzekerheden?

Ik merkte dat ik het redigeerproces/het samenwerken met een redacteur echt moest leren kennen. Zo begreep ik niet waarom er op een bepaald stuk tekst waar mijn redacteur al overheen was gegaan en in mijn ogen dus had goedgekeurd, in een volgende redactieronde opeens wél commentaar kwam. Dus na zo’n zes versies, waarbij je je eigen verhaal al zo’n vijftig keer hebt gelezen, zonk de moed me een beetje in mijn schoenen. Ik dacht: komt hier ooit een einde aan? Of blijft er steeds feedback komen op stukken die al meermaals had herschreven? Wanneer is het goed en klaar? Maar van mijn redacteur begreep ik dat het vanuit haar perspectief te maken heeft met ‘voortschrijdend inzicht’ en ook: als je één stuk in je verhaal verbetert, moet je óók weer kijken naar zaken die je hiervoor schreef. Alles staat in verband met elkaar.
Dus ja, een boek schrijven is echt niet iets wat je ‘zomaar doet’, je moet een lange adem hebben. Het was een heel ander proces dan wat ik gewend was met het schrijven van artikelen.

Wat zijn je hoop en verwachtingen voor het boek?

Inmiddels heb ik begrepen dat het goed is om zo min mogelijk verwachtingen te hebben en zoveel mogelijk geduld. Het boek kreeg al na een paar weken een herdruk, dat was geweldig. Ik hoop natuurlijk dat we die lijn kunnen vasthouden. En een vertaling naar het Engels en Japans, dat zou fantastisch zijn.

Hoe ga je om met publiciteit en media-aandacht?

Ik vind het erg leuk! Zo heb ik over mijn boek mogen vertellen in het tv-programma Brommer op zee. Hier kijk ik met veel plezier op terug. Het is een groot compliment dat mensen aandacht willen besteden aan jouw boek en er nieuwsgierig naar zijn. Zeker als debutant. En het is belangrijk voor de promotie: mensen moeten weten dat het boek er überhaupt is, dus daarin speelt media-aandacht een erg grote rol.

Heb je al plannen voor een nieuw boek?

Ja, ik heb meerdere ideeën. In het ene wordt een architect-journalist verliefd op een gebouw – ik vind objectofilie erg fascinerend – en volgen we tegelijk het verhaal van de Finse architect die het gebouw jaren geleden ontwierp en er dus ook een zekere liefde voor koestert. Liefde voor dingen, en hoe ver die kan gaan en hoe het mensen over grenzen van tijd en ruimte kan verbinden, intrigeert me.
Het verhaal van mijn tweede idee speelt zich af in Sovjet Litouwen, in de jaren tachtig en negentig. Hier volgen we een ongelukkig getrouwde vrouw die een vakantieresort heeft voor blinde mensen. Een van deze blinde vakantievierders raakt verwikkeld een duister seksueel spel, tegen de achtergrond van het repressieve Sovjetbewind.

Maar eerst wil ik graag proberen om een documentaire te maken over de Noord-Japanse sekte waar ik in De man die een berg werd over schrijf. Het is een zeer esthetisch onderwerp dat zich ook goed leent voor bewegend beeld en er valt zoveel meer over die sekte en hun levensstijl te vertellen…

Wat kun je schrijvers die willen debuteren aanraden?

Heel erg veel literatuur lezen. Beseffen dat jouw boek niet zomaar een free floating geval is, maar dat het ingebed is in een kunstvorm met een eigen geschiedenis en dat heel veel waanzinnig goede schrijvers jou voor zijn gegaan. Lees hen, leer, laat je inspireren en wees bescheiden.

Denk ook niet ‘oh, ik pen gewoon mijn levensverhaal neer, gooi het de wereld in en mensen zullen me willen lezen’. In de meeste gevallen is jouw levensverhaal, hoe cru ook, niet zo heel interessant voor andere mensen – of het moet erg goed geschreven zijn. Ga dus echt eerlijk met jezelf in gesprek: heeft dit kwaliteit en waarde voor anderen en voeg ik iets toe aan AL DIE BOEKEN die er al zijn? Zo ja, wees bereid een best lange tijd erg hard te werken zonder uitzicht op ook maar iets. Schrijven lijkt romantisch, maar is keihard werken. Dat besef kan ontnuchterend zijn.