Interview: Wilma Geldof

Ollie en het kronkeldier is het tiende boek van Wilma Geldof sinds haar debuut in 2001. Het is geschreven voor kinderen rond de 8-12 jaar oud en is geïllustreerd door Marieke Nelissen. Geldofs boek Elke dag een druppel gif (voor 12+) werd in 2015 bekroond met de Thea Beckmanprijs. Editio sprak met de schrijver over schrijven voor kinderen, inspiratie en die vermaledijde ‘eerste zin’.

 

flaptekst

Ollie en het Kronkeldier gaat over het jongetje Ollie dat bij pleegouders woont. Ollie is bang voor de zee, tot hij een lief Kronkeldier tegenkomt waarmee hij zich identificeert. Hoe kwam je op het idee voor dit boek?

‘Het begon met een beeld van een wit dijkhuis aan zee met veel kinderen en een jongetje dat een gek dier ontmoet. Het werd een spannend avonturenverhaal met een ‘kronkeldier’. Toen de eerste versie af was, was ik niet tevreden. Dit was niet het verhaal dat ik wilde vertellen. Gaandeweg het schrijfproces werd me duidelijk dat het boek over hechting moest gaan en kreeg ik de onderliggende laag helder. Ollie vertrouwt geen andere mensen. Doordat hij van Kronkel durft te gaan houden, verandert alles.’

Hoe krijg jij inspiratie? 

‘Dat is bij elk verhaal anders. Mijn boeken ontstaan altijd vanuit persoonlijke drijfveren, maar vaak liggen die er niet heel dik bovenop.

Bij Ollie en het kronkeldier was een beeld van een wit dijkhuis de inspiratiebron, maar de drijfveer lag bij het onderwerp ‘hechting’. Met hechtingsproblematiek ben ik bekend door mijn vroegere baan bij de Raad voor de Kinderbescherming, daarnaast is het problematiek die mij persoonlijk raakt vanuit mijn gezin van herkomst. Tegelijk wil Ollie en het kronkeldier vooral een ode zijn aan de fantasie.’

Je schrijft zowel voor kinderen als jongvolwassenen/volwassenen (zoals Elke dag een druppel gif). Hoe bepaal je of iets geschikt is voor kinderen? 

‘Ik denk dat je over elk onderwerp of thema voor kinderen zou kunnen schrijven (wat niet wil zeggen dat je dat ook per se moet doen), maar de manier waarop je dat doet bepaalt voor welke leeftijd het is. Natuurlijk hou je rekening met het kind als lezer: je gebruikt minder moeilijke woorden, maakt minder lange zinnen, je moet je inhouden in al te mooie beschrijvingen of uitweidingen of al te ingewikkelde verhaallijnen. Kinderen moeten het kunnen begrijpen, maar tegelijk moet je, vind ik, geen knieval voor kinderen maken. Je kunt kinderen helpen hun leessmaak te ontwikkelen.

Het is ook een misvatting dat schrijven voor kinderen makkelijker is. In de beperking schuilen moeilijkheden! De kunst is, vind ik, om niet over de hoofden van kinderen te schrijven, maar evenmin een knieval te maken.’

 

citaat-geldof

Ollie is zijn ouders verloren door de zee. Er zijn veel goede kinderboeken en -verhalen die over weeskinderen gaan, zoals Harry Potter, Peter Pan, Assepoester en Mathilde. Wat maakt een weeskind een aantrekkelijk karakter voor een verhaal? 

‘Aan de ene kant kan de afwezigheid van ouders in een boek fijn zijn omdat je dan die hele vervelende ouderwereld eruit kunt laten en je alleen op het avontuur kunt richten. Een verhaal waarin ouders geen rol spelen is vaak een verademing voor kinderen. Aan de andere kant kan het weeskind een aantrekkelijk karakter zijn voor een verhaal juist vanwege het gemis, vanwege de emotionele verhaallijn. Missen is een fijne motor voor een verhaal. Dan zijn die ouders in hun afwezigheid dus juist heel erg aanwezig.’

“‘Nee,’ zei Ollie. ‘Ik ga niet mee naar de zee.'” Dit is de eerste zin van het boek. Hoe wist je dat dit het begin moest zijn? Zijn er verschillende versies van de zin geweest, voordat je bij deze uitkwam? 

‘O ja! Dan moet ik terug naar twee complete eerdere en andere versies van het verhaal:

– ‘Het dier trilde als een oude opa.’ Dat was een beginzin in een versie waarin ik begon met een stuk vanuit het dier. Best een aardige zin, maar toen ik besloot dat het kronkeldier een volledig fantasiedier moest zijn, kon dit niet.

– ‘Ollie sprong op en rende naar de hal.’ Een slappe zin, maar het was een voorlopige beginzin in een latere versie waarbij ik begon bij Ollie die de deurbel hoorde en het kronkeldier voor de deur zag staan. Een ‘schrijfwet’ bij schrijven voor kinderen is: begin meteen in de volle actie, in ‘media res’. Van deze schrijfwet ben ik afgestapt: Ollie en het kronkeldier is een psychologisch verhaal, dan mag je best even eerst de personages neerzetten.

– ‘Nee,’ zei Ollie. ‘Ik ga niet mee naar buiten.’ Dat was de beginzin in de huidige versie. Naar buiten kan natuurlijk specifieker. Dus hierna is het geworden ‘Nee,’ zei Ollie. ‘Ik ga niet mee naar de zee.’ Hier ben ik tevreden over. Ollie wil niet mee naar zee, hij heeft een hekel aan de zee. Het boek eindigt ook bij zee, want daar wordt Ollies probleem uiteindelijk ook opgelost.

Het verhaal gaat over liefde, over eenzaamheid en vertrouwen, maar tegelijk wilde ik ook gewoon een fijn, grappig en spannend verhaal schrijven.’

Hoe ziet  jouw schrijfdag eruit?

‘Ik zou graag willen antwoorden dat ik op tijd op sta, vrijwel meteen achter de computer ga zitten en dan, met pauzes, een uur of zes schrijf. De werkelijkheid is dat ik vaak te laat op sta. De werkelijkheid is dat ik vaak andere klussen heb. En de werkelijkheid is dat ik me te veel laat afleiden als ik eenmaal aan het schrijven ben. Ik vind het wel fijn om meteen na het ontbijt achter de computer te gaan zitten omdat ik het idee heb dat mijn hoofd dan nog leeg is en ik dan beter schrijf. Of dit echt zo is weet ik niet.’

Ollie en het Kronkeldier heeft prachtige illustraties van Marieke Nelissen. Hoe gaat zo’n samenwerking tussen een illustrator en een auteur? Heb je, behalve met je verhaal, iets te zeggen over hoe het Kronkeldier er uiteindelijk komt te zien? 

‘Ik kende Marieke Nelissen nog niet toen de uitgever mij werk van haar toonde, en ik was meteen enthousiast.

Tijdens het schrijven had ik een tekening van het kronkeldier gemaakt, om voor mezelf precies te weten hoe hij er uitziet, zodat dit in het verhaal klopt. Die tekening heb ik, met de nodige gêne, aan Marieke gemaild; het voelde alsof ik met een kindertekening naar het Rijksmuseum ging. Hoe ik Kronkel beschreef en hoe zij hem tekende moest natuurlijk overeenkomen, daar hebben we contact over gehad. Zij wilde weten of haar illustratie klopte, of hij bijvoorbeeld niet te groot of te klein was.

Natuurlijk is tekenen háár vak, maar ik heb mogen mee kijken in het ontstaan van de tekeningen en erover mogen meepraten. Dat was boeiend.

Marieke Nelissen zou aanvankelijk kleine tekeningen maken, maar omdat zij het verhaal zo mooi vond, maakt ze ook paginagrote. Het is bijzonder dat in een boek voor kinderen vanaf acht jaar grote tekeningen staan. Ze ondersteunen het verhaal, maar voegen ook iets toe. Ze drukken het gevoel uit dat ik in het verhaal heb willen stoppen en geven extra ruimte aan de fantasie.’_____

Ook schrijven voor kinderen? Volg de cursus Kinderboek Schrijven van Wilma Geldof.

Marnix de Bruyne

Interview: Marnix de Bruyne

Verdieping / 1 mei 2016

Jules Deelder

Interview Jules Deelder (2001)

Thema's / 20 juli 2016

Interview: Pauline Slot

Verdieping / 29 april 2016