Interview: Stefan Hertmans

Een kort interview met de nummer 1 van de EDITIO- top 35 2014, Stefan Hertmans. Zijn roman Oorlog en Terpentijn, over Hertmans’ grootvader en diens ervaringen in de Eerste Wereldoorlog, werd bekroond met de AKO- Literatuurprijs en was een bestseller in de boekwinkels. Editio feliciteerde Hertmans en stelde hem een paar vragen over zijn roman en zijn schrijverschap.

(interview: Marij de Wit)

Allereerst: van harte gefeliciteerd met uw positie als nummer één in de EDITIO- Top 35. Uw roman Oorlog en Terpentijn is een bijzonder verhaal waarin een persoonlijke geschiedenis en een belangrijk element van de wereldgeschiedenis samenkomen. Hoe heeft u de balans gevonden tussen het macro- niveau van het verhaal –de Eerste Wereldoorlog- en het juist zeer persoonlijke verhaal van één individu, uw grootvader? Hoe kwam u op het idee van deze vervlechting?

‘Die vervlechting was de moeilijkste kwestie. Ik heb eerst de schriften die mijn grootvader mij had nagelaten een paar maal gelezen en die op me laten inwerken, waardoor veel persoonlijke herinneringen bovenkwamen. Daarna heb ik maandenlang historische werken doorgenomen, om het algemene plaatje goed te doorgronden. Vervolgens ben ik begonnen aan een eerste, chronologische versie van het verhaal. Pas in laatste instantie vond ik de vertellende, deels autobiografische vorm waarin heden en verleden door elkaar gingen lopen – en zo ook het particuliere en het algemene verhaal.’

Hoe begon u ooit met schrijven? En hoe verklaart u zelf het ongekende succes van dit boek in vergelijking tot uw eerdere werk?

Mijn eerste gedicht publiceerde ik in een plaatselijke krant toen ik zeventien was (in 1968 dus). Maar ik heb tot mijn 30e gewacht om een boek te publiceren (Ruimte, 1981).

Oorlog en Terpentijn is literair gezien niet zo heel erg verschillend van eerdere romans, maar het thema is universeel: het verhaal van een kleine, moedige mens die alle grote beproevingen van zijn tijd op een bescheiden maar volhardende manier ondergaat.

In Vlaanderen blijkt het bovendien een stuk collectief geheugen naar boven te hebben gespit: bijna elke familie had zo’n grootvader die door de Eerste Wereldoorlog was getekend, maar totnogtoe had die naamloze soldaat geen stem en geen gezicht. Dat heeft hij nu wel. In Nederland zijn lezers vaak verbaasd hoe weinig ze afwisten over het leed van hun zuiderburen… Die twee reacties – herkenning in Vlaanderen en ontdekking in Nederland – verklaren het succes, denk ik.

 

U heeft erg veel lesgegeven aan beginnende schrijvers. Heeft u een gouden tip voor aspirant- schrijvers?

Er is één groot verschil tussen schrijvers en zij die het graag willen zijn: schrijvers beginnen er de dag zelf nog aan, zonder uitvlucht of uitstel, ze vechten zich door hun eenzame vertwijfelingen en komen zichzelf tegen. Dat is vaak een hard leerproces – het gaat om het vormen van karakter. Indien dit aanwezig is, kun je uiteraard het ‘vak’ leren, kneepjes, technieken. Maar eerst is er het karakter, en dat valt niet aan te leren. Vervolgens is veel en overvloedig lezen van wereldliteratuur nog altijd de beste en snelste manier om te emanciperen in je hoofd en te leren wat originaliteit, durf en verbeelding kunnen. Want je moet durven te leven zoals je dat zelf wil. Zoals de dichter Rilke ooit aan een aspirant-dichter schreef, moet een schrijver met open ogen en oren in de wereld staan, en vervolgens in zijn innerlijk een stem vinden waarmee hij ook die anderen kan laten meeklinken in zijn schriftuur.