Auke Kok: ‘Fictie draait om het vinden van de juiste stem.’

Auke Kok is een succesvol journalist en auteur van diverse non-fictieboeken. Met zijn nieuwste publicatie, Flinke jongen, mag hij zichzelf daarnaast ook fictie-auteur noemen. We vroegen Auke naar het ontstaansproces van zijn nieuwste boek, of fictie schrijven al dan niet verschilt van non-fictie schrijven, en welke tips hij beginnende schrijvers zou meegeven.

 

Gefeliciteerd met je romandebuut, dat lovend is ontvangen! Kan je kort vertellen hoe Flinke jongen tot stand is gekomen?

Ik werd in toenemende mate geplaagd door beelden uit mijn jeugd: afwisselend veilig – buiten voetballen – en onveilig – binnen met het hele gezin. Verbazing, zo niet verbijstering dat mijn vader, die nooit tijd voor ons had, plotseling op een doordeweekse middag thuis voor de buis zat omdat een Nederlandse club een internationale wedstrijd speelde. De angst voor klappen, de dreiging van lawaai en geweld en het verlangen daaraan te ontsnappen… Ik wist: hier moet ik iets mee doen.

Eerder schreef je alleen non-fictie. Was je altijd al van plan je ook aan fictie te wagen? 

Binnen de categorie non-fictie schreef ik onder andere boeken over sport, de Tweede Wereldoorlog, Radio Veronica en Holleeder. Ik noem mijzelf als auteur een generalist met een passie voor voetbal. Plannen om fictie te schrijven had ik eigenlijk nooit, ik voelde mij altijd op mijn gemak in de journalistiek en bij non-fictie. Eigenlijk begon Flinke jongen ook als een non-fictie idee: hoe Ajax en Feyenoord eind jaren zestig vanuit het niets naar de wereldtop gingen, met veel aandacht voor de maatschappelijke context, zoals de verharding in de samenleving. Maar dat hoofdonderwerp werd meer en meer de façade van het ‘kleine’ verhaal van mijn eigen jeugd en het afbrokkelende gezin waarin ik opgroeide. Die schets van mijn jeugd, afgezet tegen het Nederland van eind jaren zestig, vroeg gewoon om fictie, om personages in plaats van echte personen.

Wat zijn overeenkomsten en verschillen in het schrijfproces van fictie versus non-fictie? 

Schrijven is schrijven: streven naar een goede spanningsopbouw, sfeer, empathie met de hoofdpersoon – deze elementen zijn er altijd, bij elk soort schrijven. Maar bij fictie draait het meer om het vinden van de juiste stem. Dat was een hele zoektocht voor mij als nieuwkomer in het genre. Maar toen ik de stem van Hidde eenmaal had gevonden, hoefde ik ineens niet meer te duwen: ik zat op de kar en werd geduwd. Het was een hele sensatie om zoiets mee te maken. Wat ik hierna ga schrijven laat ik afhangen van het onderwerp dat zich aan mij opdringt: of fictie of non-fictie daarvoor het meest geschikt is. Ik heb er tenslotte een vak bij geleerd: een hele luxe!

Wat hoop je als schrijver teweeg te brengen bij je lezers? 

Ik hoop iets teweeg te brengen wat lijkt op wat ik zelf voelde bij het lezen van autobiografische romans als De avonden of Terug naar Oegstgeest: compassie met de hoofdpersoon, zelfs al heb je zelf een heel andere jeugd gehad en vind je de persoon die het verhaal draagt niet altijd stoer of sympathiek. Dit streven speelt bij Flinke jongen wel sterker dan bijvoorbeeld mijn biografie van Johan Cruijff. Ook in dat boek wilde ik de lezer meenemen naar het gevoelsleven van de hoofdpersoon, maar in Flinke jongen is het allemaal veel emotioneler. Het ging erom het beklemmende van de thuissituatie en de bevrijding daarvan invoelbaar te maken. Nu ik steeds het woord ‘beklemmend’ hoor vallen bij mensen die het boek lezen, denk ik: het is niet onopgemerkt gebleven.

Welke tip geef je mee aan beginnende schrijvers, die hopen zelf ooit een boek te publiceren? 

Ik raad alle beginnende schrijvers aan niet met een boek te beginnen, maar met een verhaal. Door verhalen te schrijven oefen je alles wat er nodig is bij het schrijven van een boek – stijl, opbouw, toon, herschrijven, kritiek krijgen en daar goed mee omgaan – maar dan handzamer. Deze aanpak voorkomt verzuipen in een moeras van ontmoediging. Heb je drie verhalen naar tevredenheid volbracht, begin dan eens aan een boek.

 

Auke Kok (1956) is columnist en schrijver van non-fictiebestsellers als 1974: Wij waren de besten en Holleeder: De jonge jaren. Voor deze en andere boeken kreeg hij prijzen en nominaties met als terugkerend compliment dat zijn waargebeurde verhalen lezen als romans. In 2016 verscheen zijn boek 1936: Wij gingen naar Berlijn, waarvoor hij in 2017 de Nico Scheepmaker Beker won voor het beste sportboek van 2016. In 2019 verscheen zijn biografie van Johan Cruijff, en in oktober 2021 verscheen zijn debuutroman Flinke jongen, die lovend is ontvangen.

Foto (c) Michiel van Nieuwkerk