Interview met Roel Bentz van den Berg

Foto:  Pixabay

Roel Bentz van den Berg is schrijver, essayist en programmamaker. Dit jaar publiceerde hij zijn tweede roman, Het naderen van een brug. Een literaire verkenning van de ziel en het hiernamaals in de moderne tijd._____

“Dit is een Magnum Opus voor mij. Of dat het voor de lezer ook is moet hij zelf uitmaken.”

 

Het naderen van een brug, waar gaat het over?

Als je het heel kort wilt zeggen, maar dat is dan vrij abstract, gaat het over: wat doen we met onze doden nu ze hun traditionele onderkomens kwijt zijn?

In alle mythologieën is er wel een plek voor de doden. Elke cultuur heeft dat. Zoals ik het mij verbeeld is dit in onbruik geraakt en opgeheven, onbewoonbaar verklaard, gecorrumpeerd. Ze kunnen er niet meer heen, dus wat doen we dan met ze?

Roel3

Hoe verbeeld je dit?

Ik doe dat aan de hand van drie stemmen: een vrouw, Helen, wiens man [Mark] op niet helemaal duidelijke wijze om het leven is gekomen. Waarschijnlijk is hij van een brug gelopen. Zij is in een tussenwereld komen te zitten na een ongelukkige woningruil. En door alle vragen die zij had over de dood van Mark komt zij niet echt aan haar rouwproces toe.

Het verhaal van Mark zelf. En als derde, de stem van Mark na zijn dood. En die gebruik ik allemaal om de verwondering van het hiernamaals te verbeelden.

Het hiernamaals als een soort tussenwereld, de uitvergrote versie van een wereld die hij kent: de wereld achter de schermen van het toneel. Want Mark is een acteur en zijn vader was een acteur.

Het naderen van een brug is je tweede roman, veel van je essays zijn gebundeld. Hoe verhoudt dit boek zich tot jouw eerdere schrijfwerk?

Ik heb er met tussenpozen twaalf jaar aan gewerkt. Ik had nog een baan bij de omroep, dus ik deed nog andere dingen tussendoor. Maar dit is wel een soort Magnum Opus voor mij. Of dat het voor de lezer ook is moet hij zelf uitmaken. Er komt wel heel erg veel in samen.

Ik wilde echt een dimensie aanboren die niet van alle dag is, die vorige roman speelde zich veel meer af in, wat dichter Hans Verhagen wel eens heeft genoemd, ‘de afgegraasde weides van de alledaagse ervaring.’ Ik wilde echt terra incognita: de wereld van de ziel zelf en vanaf dat point of view. In die zin is het een heel belangrijk werk voor mij.

Je roman opent met de zin: ‘Niets is dodelijker dan iemand die midden in een gesprek opeens over een droom begint.’ Waarom open je met dromen in het boek?

Ik begin met praten over een droom om duidelijk te maken dat we een ander perspectief in gaan nemen. Dat we gaan kijken naar dingen op een niet-letterlijke manier. Dat de logica van hoe de dingen zich gaan ontvouwen niet die van common sense of van alledag is. Emoties worden indirect benoemd. Het gaat niet om verklaringen.

Je bent twaalf jaar met het boek bezig geweest, hoe moet ik me dat schrijfproces voorstellen?

Het is een rode draad geweest. Het bouwt zich op. In 2004 toen ik begon had ik Helen en haar situatie. Dat heb ik ook zelf meegemaakt. Een verschrikkelijke situatie in een woonsituatie en de ontzettende beklemming vanwege de terreur van de mensen van wie we toen huurden.

En ik dacht, hoe is zij in zo’n situatie terechtgekomen? Dat moet geweest zijn door een ruil waarbij ze zich niet realiseerde wat ze zich aanhaalde, omdat ze wilde weg uit haar eigen huis. En toen: maar waarom wilde ze dan weg? Omdat haar oude huis teveel herinneringen herbergde aan de vermissing en dood van haar man. Oké, volgende: Maar hoe raakte hij dan vermist?

Ik heb tussendoor ook heel veel gelezen. Er zijn andere thema’s die ook een rol spelen in het boek: het verschil tussen acteren, toneelspelen, en handelen. De psychologie van acteurskinderen. Het overbewustzijn waar ze onder lijden, het op zoek zijn naar iets echts. De thematiek van afwezigheid en aanwezigheid. Griekse mythologie. Het hangt allemaal samen. 

Zijn er boeken die jou geïnspireerd hebben bij het schrijven?

Nee, ik denk dat wat voor al mijn werk geldt, voor mijn essays en zeker ook voor de twee romans, het zijn zoektochten.

Dit is een geestelijke road novel, want de weg begint waar er geen grond meer is. Dus boeken waar ik altijd aan moet denken zijn boeken zoals De reis naar het eind van de nacht van Céline. Een boek dat al heel vroeg erg belangrijk voor me is geweest, zo onbekend als het is, is The Journal of Albion Moonlight van Kenneth Patchen. En het beroemde The Pilgrims Progress van John Bunyan, of On the road van Kerouac, dat is ook een spirituele reis, een zoektocht.

En Vergilius natuurlijk, en Orpheus, al draai ik de zaken een beetje om, en is het hier eerder Eurydice die Orpheus ten slotte halverwege tegemoet komt. Dat is de dynamo achter het boek._____