Exclusieve voorpublicatie uit het nieuwe boek van Elke Geurts!

Schrijfster Elke Geurts publiceerde in 2017 de goed ontvangen roman ‘Ik nog wel van jou’. In de tussentijd heeft ze echter niet stilgezeten: ze schreef columns voor o.a. Trouw, en er is alweer een nieuw boek op komst. Ondertussen begeleidt ze de Editiocursus Fictie-1, waar ze cursisten leert om het beste uit hun tekst naar boven te halen.

‘Doen, doen, doen’ is een hoofdstuk uit haar nog te verschijnen roman.

Doen, doen, doen
door Elke Geurts

Marcel was bezig me naar een hoogtepunt toe te likken, toen beneden de bel ging. Hij likte stevig door. Ik kneep mijn ogen stevig dicht. Ik hield mijn handen achter mijn hoofd. Het was dinsdagochtend. Ik had het nog licht zien worden. We waren allang onderweg. Het hoefde geen uren meer te duren. We zouden ons nu door de eerste de beste postbezorger niet meer laten afleiden. We gingen gewoon door met het bestijgen van de top, dat zou lukken – het was de Mount Everest niet – er gloorde ook al licht, het einde was nu waarlijk in zicht. Mijn benen trilden. We naderden het oogverblindende uitzichtpunt. Ik ademde.
De voordeurbel ging weer.
‘Ja, de bel,’ zei ik.
‘Laat gaan.’
‘Ja, nu ben ik er alweer helemaal uit, hoor.’
‘Doorademen,’ zei hij. ‘Doe het voor mij.’ Hij sprak met halfvolle mond. Ik
dacht aan het slurpen van soep.
‘Het heeft nu echt geen zin meer, Marcel.’
‘We waren er bijna!’
Zijn ogen piepten weer tevoorschijn boven mijn venusheuvel.
Rooddoorlopen. Dodelijk vermoeid stonden ze. Maar strijdlustig. Zijn neus rustte op mijn vulva. Zijn kale hoofd glom. Hij zag eruit als een soldaat die zich schuil had gehouden in het struikgewas. Of misschien was het eerder een loopgraaf?
‘Heel bijna, toch?’ Zijn voorhoofd fronste.
‘Bijna,’ zei ik. ‘Zullen we het nu anders gewoon even laten?’
Hij zei ‘niks ervan’ en dat we de draad weer op gingen pakken. Het zou sneller gaan nu. Dat wist hij zeker. We zaten zo weer op het oude niveau en dan stootten we meteen door naar de hoogste regionen. Niet opgeven, zei hij. Hij kon het niet in z’n eentje klaarspelen. Het was belangrijk dat ook ik deze keer doorzette. Dat ik er niet weer de brui aan gaf. Alleen vanwege die stomme bel.
‘Het is ook gewoon wérken,’ zei Marcel.
Op het nachtkastje lichtte het schermpje van zijn telefoon achter elkaar op. Zijn collega’s waarschijnlijk weer.
‘Jij ligt daar nu wel met je armen onder je hoofd zo naar mij te koekeloeren,’ ging hij door. ‘Maar het gaat niet allemaal vanzelf of een beetje toevallig. Het hele leven niet.’
‘Waarom moet het allemaal zo moeilijk gaan?’
Hij herhaalde dat dit ook gewoon werken was. Werken. Ik moest er iets voor doen om ergens te komen. Vanzelf was er nog nooit iets afgekomen, of wel soms?
Het was een kwestie van: Erin duiken. Ervoor gaan. Erop. Eronder.
Kortom het was allemaal een kwestie van: Doen. Doen. Doen.
Net als met het schrijven van een boek. Daar zou ik toch ook echt eens gewoon voor moeten gaan zitten. Hoe lang was het nu geleden dat hij me had uitgenodigd in zijn programma? En hoe lang was het nu geleden dat mijn boek uitkwam?
‘Ik heb andere belangrijke dingen gedaan,’ zei ik snel. ‘En ik ben begonnen met bestaan.’
Dat kon allemaal best waar zijn. Ik had andere belangrijke dingen gedaan. En of ik nou wel of niet was gaan bestaan; er kwam gewoon nooit iets op papier als ik maar bleef wachten tot de woorden vanzelf aan kwamen waaien.
Ik keek even naar mijn nieuwe bureau in de hoek van mijn slaapkamer. Het nieuwe, rechthoekige, zwarte HD-scherm knipperde om de vijf tellen. De tergend trage hartslag van iemand die kunstmatig in leven werd gehouden.
‘Hé, dit was zo ook al heel fijn.’ Ik aaide zijn bolletje. ‘Ik hoef nu niet per se…’
Marcel richtte zich meteen verder op, trok zijn kin uit het slijk, en zei dat hij niet wegging voor ook ik de hoogste piek had bereikt. Punt. Uit. Klaar. Het was totale, maar dan ook totale, bullshit dat dat nu niet per se zou hoeven. Dit was ook al heel fijn. Typisch een uitspraak van een vrouw. Alsof het haar niets uitmaakte waar de cunnilingusbeurt naartoe leidde. Het ging haar om het proces, zeker, de weg ernaartoe, de prettige samenwerking. Zij had helemaal geen doel voor ogen. Zij vond alles even fijn. Zolang hij maar gelukkig was.
Nou, dan had ik met de verkeerde vent van doen. Dat moest ik wel even goed begrijpen. Daar trapte hij niet in. Ik moest aan mezelf denken. En als ík dan niet aan mezelf durfde denken, zou hij het wel voor mij doen. ‘Wat lief.’
‘Ik doe dat heel graag,’ zei hij.
‘Had echt niet gehoeven.’
‘Jij kunt je niet voorstellen dat iemand graag iets voor je doet, hè?’
‘Jawel, maar dit…’
Marcel zei dat hij niet voor niets was opgevoed door een feministe. Zijn moeder had het er bij hem ingeramd. Dit had niks met nature te maken, maar alles met nurture. Puur nurture. Vrouwen waren niet opgevoed met het idee dat ze de absolute top zouden moeten bereiken. Mannen wel. Nou, daar moest verandering in komen. Het was nu de hoogste tijd voor de vrouwen. Dat leek mij toch hopelijk ook? Wilde ik een voorbeeld zijn voor mijn dochters, of niet?
‘Absoluut.’
Dit wilde ik ook echt. Daar was niets van gelogen.

‘Vrouwen moeten de macht grijpen,’ zei hij.
Ik duwde zijn hoofd terug de loopgraaf in. Voor we terecht zouden komen bij de man-vrouw verhoudingen vanaf de middeleeuwen tot nu.
Zijn specialisatie.
Ik streek de natte donshaartjes op zijn schedel tegen de keer in, sloot mijn ogen weer en voelde de tong. Ik probeerde de sensatie van de tong te voelen die zachtjes over mijn schaamlippen gleed. Voor de goedezaak. Voor mijn dochters.

‘Wat als je mij nou ook verzonnen hebt, mama?’ hoorde ik mijn oudste dochter zeggen. Ze stond bij de nieuwe glazen deur van mijn woonkamer en lachte vreemd naar mij. Een wit, kaarsrecht gebit. Ze had een andere kaaklijn gekregen. Andere lippen. Haar hele gezicht was van vorm veranderd nu die blokjesbeugel eruit was. ‘Wat als je nou gewoon alleen op de bank zit, mama, tegen niemand te praten? Wat nou als je altijd al alleen in dit kleine huisje woont. Met je verzonnen dochters. Wat als jij hier je hele leven al in je eentje op de bank zit te schrijven?