Kort verhaal van Bart Kuipers: Stijfkop

Illustratie: Jip van Toorn

Illustratie: Jip van den Toorn

Bart Kuipers schrijft korte verhalen en filmscenario’s. Hij studeerde in 2011 af aan de filmacademie in Amsterdam en publiceerde eerder op hard//hoofd, in Writer’s Digest en in De Groene Amsterdammer. In september begint hij aan een master creative writing aan Boston University waarvoor hij een Fulbright scholarship ontving.

*

Stijfkop

Mijn vader mocht van mijn moeder niet meer binnen roken en dus zat hij vaak in de tuin.
‘Even de planten water geven,’ zei hij dan. Hij haalde zijn pijp en zijn tabak uit de la en liep naar de vaalgroene tuinstoel die hij achterin de tuin had gezet (op het terras mocht hij ook niet meer roken, omdat de rook dan via het raam de slaapkamer binnenkwam.)
Soms ging ik mee de tuin in. Ik genoot ervan om mijn vader te zien roken. Elke keer dat hij de rook uitblies was het net een beetje anders. Soms kwam er alleen rook uit zijn mond en soms alleen uit zijn neus, maar af en toe kwam het overal tegelijk uit. Zelfs uit zijn oren. De rook kringelde langs zijn baard omhoog en verdween dan opeens midden in de lucht.
Mijn vader zei ook altijd grappige dingen als hij aan het roken was, omdat hij dan met de pijp in zijn mond praatte. Ik hoorde dan ‘Die raaf gaat in de was’ in plaats van ‘Ik ga maar eens aan de afwas’ of ‘Een koe op de viool’ in plaats van ’En hoe gaat het op school?’
Toen we een keer samen in de tuin zaten zei hij: ‘Je moeder is nogal een stijfkop.’ Ik dacht eerst dat ik het verkeerd had verstaan, dat hij misschien zei: ‘Je moeder staat nogal wijs op,’ maar daarna haalde hij zijn pijp uit zijn mond en zei: ‘Net als haar moeder, dat was ook een stijfkop.’
‘Wat is dat, een stijfkop?’ vroeg ik.
‘Dat is iemand die er niet tegen kan dat dingen anders gaan dan verwacht.’
Ik knikte en ging ondertussen na of ik nog meer stijfkoppen kende. Misschien Bennie van school. Die werd altijd heel erg boos als hij verloor met knikkeren. Of mevrouw de Wit, die altijd vond dat ik mijn schoenen netjes naast elkaar bij de deur moest zetten als ik bij haar op bezoek was.

Die avond aten we witlof. Ik hield niet van witlof. Het enige dat er lekker aan was, waren de ham en kaas. Zodra die op waren bleef er alleen nog van die slijmerige bittere smurrie over.
Toen mijn vader zijn eten op had zei hij: ‘Ik ga even de planten water geven.’
‘Mag ik mee?’ vroeg ik.
‘Eerst je bord leegeten,’ zei mijn moeder.
‘Maar het is vies.’
‘Het is niet vies. Neem een hapje samen met de kaas.’
Maar de kaas was al op. Ik roerde met mijn vork een beetje door de witlof. Soms zei mijn vader dan: ‘Ach, laat hem toch,’ maar vandaag niet.
‘Ga je nou echt meteen weer staan paffen?’ vroeg mijn moeder.
‘Na het eten is het het allerlekkerst,’ zei mijn vader en hij liep de tuin in.
Mijn moeder ruimde zuchtend de tafel af. De laatste tijd deed ze eigenlijk alles zuchtend. De krant lezen, koffie zetten, mij naar school brengen.
‘Jij blijft zitten, tot het op is,’ zei ze tegen mij.
‘Je bent een stijfkop,’ zei ik tegen haar. Ze stopte met het afnemen van de tafel en keek me aan.
‘Ik ben een wat?’
‘Een stijfkop. Dat zegt pap. Omdat je er niet tegen kan als dingen anders gaan dan je had verwacht.’
‘O, zegt hij dat?’
Ze liet het doekje liggen en liep de tuin in. Door het raam zag ik hoe ze tegen hem schreeuwde. Mijn vader zat alleen maar heel diep te zuchten. Toen stond hij op, klopte zijn pijp uit en liep terug naar binnen.
‘Waar ga je naartoe!’ hoorde ik mijn moeder roepen, toen hij binnenkwam.
Mijn moeder bleef in de tuin en liet zich in de tuinstoel zakken.

Een paar dagen later zaten mijn moeder en mijn vader allebei op de bank toen ik thuiskwam uit school.
‘Kom even zitten,’ zei mijn moeder. ‘We moeten je iets vertellen.’
Mijn vader zat de hele tijd aan zijn baard te plukken, terwijl mijn moeder de theekopjes de hele tijd opnieuw op de schoteltjes zette.
Niemand zei iets dus ik vroeg: ‘Wat is er dan?’
‘Papa gaat een tijdje bij oom Klaas wonen,’ zei mijn moeder. Ze keek me nauwelijks aan toen ze het zei.
‘Waarom dan?’ vroeg ik.
‘Omdat mama en papa er even niet zo goed meer uitkomen samen.’
Ik moest heel erg huilen. Mijn moeder probeerde me te troosten, maar ze snikte zelf ook. Het was allemaal mijn schuld, als ik niks had gezegd over die stijfkop was het misschien wel heel anders afgelopen.
Mijn moeder troostte me, maar ze snikte moest zelf ook.
‘Het spijt me lieverd,’ zei ze. ‘Het betekent niet dat we niet van je houden.’
Mijn vader zei niks, maar stond op het liep naar het kastje om zijn pijp te pakken.

Die avond kon ik niet slapen. Op het plafond waren allemaal vreemde schaduwen te zien. Het leek alsof een draak met een hele grote neus een klein konijntje verslond. Ik dacht aan mijn ouders en aan hoe stom ik was geweest om over die stijfkop te beginnen tegen mijn moeder. Het was beter om nooit meer iets te zeggen. Als ik niks zei, kon ik ook niks verkeerd zeggen.

De volgende dag kwam mijn vader met een koffer de trap af.
‘Hier red ik het voorlopig wel even mee,’ zei hij tegen mijn moeder.
Ze knikte, maar zei niks. Ik zei ook niks, al kostte het me wel moeite. Eigenlijk wilde ik tegen mijn vader zeggen: ‘Blijf alsjeblieft hier, papa,’ maar ik hield me in en staarde naar de vloer.
Mijn vader zei: ‘Kom je binnenkort een keer op bezoek bij oom Klaas?’
Ik knikte, maar ik hield mijn lippen stijf op elkaar.
‘Dan mag je op het paard.’
Oom Klaas had een paard waar ik altijd op mocht rijden, maar op dit moment wilde ik niet op een paard. Ik wilde gewoon dat alles weer zo was als voordat ik mijn mond open had gedaan.
Mijn vader omhelsde me en liep met zijn koffer de deur uit. Ik stond in de deuropening en hoorde zijn voetstappen knarsen op het grindpad.
Hij stapte in een taxi, maar zelfs toen de taxi al weg was bleef ik staan in de hoop dat hij misschien aan het einde van de straat om zou draaien en terug zou komen, maar dat gebeurde niet. De taxi ging gewoon de hoek om en verdween uit het zicht.

Die avond aten we spruitjes. Een voor een prikte ik de spruitjes aan mijn vork. Ik hield niet van spruitjes, maar zolang ik kauwde hoefde ik tenminste niet te praten.
Mijn moeder zei: ‘Ik begrijp wel dat het heel moeilijk voor je is, en je hoeft niet te praten als je dat niet wil.’
Ze klonk verdrietig en ik klom bij haar op schoot om haar te troosten.‘Je vader heeft gewoon teveel een houding van laisser faire,’ zei ze tegen me. Ik wilde vragen wat dat betekende, laisser faire, maar ik hield mijn mond. Het klonk een beetje als een soort hond. Vond mijn moeder mijn vader een soort hond? Ik zag een hond voor me die pijp rookte en daar moest ik heel hard om lachen.
Mijn moeder deed erg haar best om het mij naar mijn zin te maken. We gingen naar Duinrel en naar de Efteling, maar eigenlijk vond ik er niks aan. Ik miste mijn vader die het paard van oom Klaas nadeed en me op zijn rug nam. Eigenlijk was dat nog leuker dan het echte paard.
Een paar dagen later aten we pannenkoeken.
‘Speciaal voor mijn favoriete jongen, zijn favoriete gerecht,’ zei mijn moeder.
Ze haalde het deksel van de pannenkoeken. Er kwam allemaal stoom vanaf. Het kringelde langs de pannenkoeken omhoog, tot het ergens boven de tafel in het niks verdween.
Ik voelde een prikkend gevoel in mijn ogen, tranen die probeerden naar buiten te komen. Ik deed mijn best om ze tegen te houden, maar het lukte niet. Mijn moeder knielde naast me en omhelsde me.
‘Arme lieverd,’ zei ze.
Eigenlijk wilde ik haar vertellen dat het allemaal mijn schuld was. Dat ik het niet zo bedoeld had.
‘Het spijt me zo,’ fluisterde ik, maar zo zachtjes dat ze het niet hoorde.
Een week later ging ik op bezoek bij mijn vader op de boerderij van oom Klaas. Mijn moeder bracht me met de auto. De hele weg lang had ik geprobeerd niks te zeggen, maar toen mijn moeder uiteindelijk vroeg: ‘Waarom zeg je niks?’ loog ik dat ik buikpijn had.

Mijn vader stond buiten te wachten toen we het erf op reden. Ik wilde al naar hem toe rennen, maar mijn moeder zei: ‘Krijg ik nog een knuffel?’
Ik omhelsde haar vlug.
‘Doe je voorzichtig?’ zei ze. Ze bleef in de auto zitten en zwaaide naar me door de voorruit.
Ik rende naar papa. Ik was zo blij om hem te zien dat ik helemaal vergat dat ik nooit meer iets zou zeggen.
‘Gaan we straks op het paard?’ vroeg ik.
‘Ja natuurlijk.’
Hij omhelsde me zo stevig dat hij me bijna fijnkneep.

Na het eten rookte mijn vader zijn pijp, op het erf bij de paarden. Ik ging mee en ik was blij om eindelijk weer de zoetige geur van zijn tabak te ruiken. Ik keek naar hoe de rook uit zijn neusgaten kwam en uit zijn mond en uit zijn oren. Het kringelde langs zijn baard omhoog, tot het in de lucht verdween.
‘Het spijt me,’ zei ik voor ik er zelf erg in had.
Hij blies de rook uit.
‘Wat spijt je?’
Ik aarzelde. Misschien zou hij boos worden. Hij werd niet snel boos, maar als hij eenmaal boos was, dan kon je ook niks meer goed doen.
‘Dat ik tegen mama heb gezegd dat jij zei dat ze een stijfkop was.’
Hij keek me verbaasd aan.
‘Wanneer heb je dat gezegd?’
‘Toen jullie ruzie kregen in de tuin.’
Hij nam nog een trekje van zijn pijp en dacht even na. Ik durfde hem niet aan te kijken.
Mijn vader streek nog een lucifer af en stak daarmee de pijp opnieuw aan. Het was moeilijk te zeggen of hij zijn wenkbrauwen fronste omdat het moeilijk was om de pijp aan te krijgen, of omdat hij boos was. Hij tuitte zijn lippen en nam een paar vlugge trekjes. Zijn mond bewoog als een vis die naar lucht hapt.
‘Het geeft niet,’ zei hij.
Ik dacht even dat ik hem niet goed had verstaan, omdat hij zijn pijp nog in zijn mond had. Het gaf wel. Daardoor was hij nu hier en mama thuis.
‘Maar anders was je nog gewoon thuis,’ zei ik. Ik voelde weer dat prikkende gevoel in mijn ogen, maar ik wilde niet huilen.
‘Hoe bedoel je?’
‘Als ik dat niet had gezegd.’
Hij keek me aan met een glimlach, maar daarna werd zijn blik ernstig. Ik was bang dat hij alsnog boos zou worden, maar in plaats daarvan knielde hij naast me. Zijn gezicht was vlakbij het mijne. Ik kon de zoetige geur van de rook ruiken toen hij zei: ‘Ik wil dat je een ding goed onthoudt: Wat er tussen je moeder en mij is gebeurd ligt aan ons, niet aan jou. Begrijp je dat?’
‘Volgens mama heb jij teveel een houding van Lassie ver,’ zei ik.
‘Van wat?’
‘Lassie ver,’ ik hoopte maar dat ik het goed uitsprak.
Opeens bulderde mijn vader van het lachen.
Laisser faire,’ zei hij tussen het lachen door. ‘Ja, daar heeft ze misschien wel een beetje gelijk in.’
Hij gaf me een aai over mijn hoofd en samen keken we naar het paard van oom Klaas dat rondjes draafde over het erf.

 *

Meer van Bart Kuipers weten en lezen? Lijkt me wel. Kijk op zijn website voor meer informatie en teksten. Jip van den Toorn maakte de prachtige illustratie bij dit verhaal. Hier vind je nog meer moois van haar. 

Ultrakort verhaal van schrijftalent Walter Koppe

Podium / 23 mei 2017

Kort verhaal: Het is een gave

Podium / 13 oktober 2016

Het wonderbaarlijke vermogen van Pnin

Thema's / 4 mei 2017