Een inkijkje in de schrijfopdrachten van Fictie-I cursist Kwan Aben-Lee

Kwan Aben-Lee woont, werkt en studeert in Nijmegen. Tussen de bedrijven door probeert ze twee kinderen in de lucht te houden, te schrijven en te slapen. In 2018 won ze de publieksprijs en de derde prijs van de jury van de Nijmeegse Literatuurprijs. In 2019 stond ze wederom in de top 10, aanleiding om toch maar een keer werk te maken van het schrijven.
Bij Editio volgde ze de cursus Fictie I. Ze werd begeleid door Janneke van der Horst, die zeer enthousiast was over de kwaliteit van haar werk. Kwan: ‘Vooral het werk van medecursisten lezen, vond ik bijzonder waardevol. Daarnaast leerde ik te experimenteren en beter onder woorden te brengen wat er in mijn hoofd zat.’
Hieronder kun je meelezen met drie van haar schrijfopdrachten, vanuit de cursus Fictie I.

 

 

Opdracht: Een beschrijving van het personage

​’Wist je dat er ook paarse asperges bestaan?’ zei ze, ‘En dat witte onder de grond groeien
en groene boven de grond?’
​Ze legde de dunschiller neer, zette een pan water op en opende de koelkast.
​’Waar heb je de eieren? Oh daar, ik zie ze al. Wil je er één of twee?’
​Ze wachtte mijn antwoord niet af en pakte er drie.
​’Doe je hem weer dicht?’
​’Wat?’ en met haar elleboog gaf ze de koelkastdeur een zetje.
​Ik vroeg me af waarom ze per se voor me wilde koken.
Ze rommelde in de keukenla zonder iets te pakken, prikte met een mes in de aardappels en
strooide zout naast de pan.
‘Je lustte toch peterselie?’ vroeg ze tussendoor.
Ik trok een vies gezicht.
Ze moest erom lachen. Als in een reflex schoot haar hand voor haar mond. Een gewoonte
die ze nooit afleerde, zelfs niet toen ze zich een orthodontist kon veroorloven.
‘Oké, geen peterselie,’ mompelde ze en ze draaide zich weer om. Haar paardenstaart
zwiepte mee.
​De asperges waren te gaar.

Pas toen ze de wijn afsloeg, begon het me te dagen.
​Dit bezoek. Mijn lievelingseten.
Ze hoefde zich niet te verontschuldigen.
​Ik zou blij voor haar zijn.

Opdracht: de prettige en minder prettige kanten van het personage

Ergens kon Marco niet geloven dat iemand als Mayumi zou vallen op iemand zoals hij –

maar hij kende de feiten: macht maakte sexy. Dat hij sinds de scheiding vaker in de
sportschool rondhing, droeg vast ook iets bij. Hij ontknoopte zijn stropdas, deed zijn Rolex af
en legde zijn benen op het bureau.

Wekenlang had ze om hem heen gedraaid. Met steelse blikken, flirterige opmerkingen. Een
keer liet ze onomwonden een pen vallen, en gunde hem bij het oprapen ervan een blik op
haar ranke lijf. Toen ze hem goedkeurend zag kijken, sloeg ze haar ogen neer en
verschenen er blosjes op haar wangen. Ze speelde het spel geraffineerd, dat moest hij haar
nageven, maar het was duidelijk wat hem te doen stond.

Een oriënterend gesprek op mijn kamer? typte hij en hij voegde een knipoog toe voor hij de
e-mail verstuurde.
Ze hapte toe. OK. Nu?
Mayumi overtrof zijn stoutste dromen.

Binnen vijf minuten klopte ze aan.
Ze lachte verlegen, speelde met haar vingers en draalde in de deuropening. Toen ze zijn blik
volgde, kruiste ze langzaam haar armen, waarmee ze plagend zijn uitzicht blokkeerde, maar
vooral haar decolleté accentueerde.

‘Kom binnen,’ zei hij hees.
‘Liever niet, meneer Theunissen,’ mompelde ze.

 

Opdracht: De omgeving

Ze mocht van geluk spreken dat ze een kamer had gevonden. En wel een, midden in het
centrum met een busstation voor de deur en slechts tien minuten fietsen van de universiteit.
Overdag streek het winkelpubliek neer bij een van de cafeetjes aan de overkant. In de
avonden heroverden de studenten het plein en beklonken ze hun bond voor het leven.
Zelf zou Fenne haar acht vierkante meters zo inruilen als dat kon. Ze had platte eierdozen
tegen het raam geplakt en een extra dik kleed op de vloer gelegd. Toch bleef ze elk geluid

horen. Het sissen van opengaande busdeuren, studenten die als door een trechter de bus
instroomden, de voetstappen en gevloek wanneer de bus optrok.
De avonden vond Fenne het moeilijkst. ’s Nachts leek het lawaai met het uur aan te zwellen.
Het sijpelde door haar muren, vloeide langs het raam naar binnen en vulde haar hele kamer
van de vloer tot aan het plafond. Elke nacht stroomde ze over. Dan hapte ze naar adem,
vocht ze tegen de stemmen, die eindeloze stroom aan stemmen. Ze had wel leren
zwemmen, maar ze wist niet hoe ze verdrinken moest.