Kort verhaal cursist Heleen Rippen: Het weerzien van Sabine en Spitsmuis

Heleen Rippen studeerde culturele antropologie en was onderzoeker bij het Trimbos-Instituut en studieadviseur aan de Universiteit van Utrecht. Tussendoor volgde ze meerdere schrijfcursussen en schreef recensies, columns en essays. Ze publiceerde twee verhalen en een brief in literair tijdschrift Extaze.

Bij Editio volgde ze de cursus Fictie II, onder leiding van Manon Uphoff.  Als slotopdracht rolde daar dit verhaal uit over een surrealistische reünie. Eind augustus gaat ze verder met Fictie III bij Pauline Slot.

*

Het weerzien van Sabine en Spitsmuis

 

Tijdens de treinreis naar het museum merkte Sabine dat ze meer lucht kreeg naarmate de afstand tot Leiden groter werd. Ze zuchtte en sloot haar ogen. Al snel kwamen fantasieën op over stromende rivieren en tropische eilanden. Ze wist heel goed dat het mentale ontsnappingspogingen waren. Een mens bezit, om afleiding te zoeken in zware tijden, nu eenmaal niet veel meer dan zijn verbeelding. Haar gedachten keerden terug naar haar zoon Vincent, die nu door zijn oma werd opgevangen. Ze was blij een dag van hem verlost te zijn. Daarna dacht ze aan Hein, de vader van haar zoon, die tussen de regenbuien door aan het wielrennen was met zijn collega-advocaten. Ze hadden bonje gehad over wie oma zou aflossen die avond en ze was vertrokken zonder afscheid te nemen.

In de witte hal van het Boymans van Beuningen draaide de hele dag door het introductiefilmpje ‘Gek van Surrealisme’. Ze ging er eens goed voor zitten. De curatrice droeg een gebloemd psychedelisch jurkje en vertelde over droombeelden, het onderbewuste en het streven naar een nieuwe maatschappij door de kunstenaarskring rond André Breton. Na afloop zag Sabine tot haar opluchting dat het nog maar tegen tweeën liep. Ze trok aan de metalen schakels van haar horlogebandje en vroeg zich af of ze ergens, in een van de zalen, nog zo’n slap, dubbelgeklapt horloge van Dali zou tegenkomen. Of lag dat misschien teveel voor de hand? Ze had ergens gelezen dat hij dat beeld had ontleend aan een uitgelopen stuk camembert.

Die geschifte Dali had precies uitgebeeld wat zij nu ervoer: een vloeibare tijdsbeleving. Ontspannen kon ze alles rustig gaan bekijken en die luxe had ze zelden. Eindelijk geen strakke tijdslimiet op kantoor of precies op tijd voorrijden bij de school van Vincentje.

In de tweede zaal zag ze al op meters afstand een saffraangele woestijngrond met wezens op hoge steltpoten, onmiskenbaar Dali. Ze keek opzij naar een slanke vrouw met een ranke paardenstaart die haar tegemoet kwam. In een fractie van een seconde herkende ze haar oude huisgenote. Dat profiel, met de zo kenmerkende lange, rechte neus, herkende ze uit duizenden.

‘Hee Spitsmuis, jij hier?’ riep Sabine net iets te luid. Die ooit zo vertrouwde bijnaam had ze lang niet meer uitgesproken.

Spitsmuis, die eigenlijk Simone heette, hield in, boog licht achterover en keek haar met die staalblauwe ogen aan.  ‘Sabine Rotmans! Dat is sterk!’ antwoordde ze. Nog steeds die hoge, hese stem.

‘Je bent geen spat veranderd! Alleen lijk je nog langer dan vroeger. Hoe kan dat?’ vervolgde Sabine.

‘Langer? O, gewoon anabole steroïden en veel sporten he?’

‘Ben jij hier al lang?

Spitsmuis knikte, ‘Ik loop hier denk ik al anderhalf uur rond’.

‘En, … ook zonder familie hier?’

‘Tuurlijk! Kwartiertje lopen en ik ben thuis’ zei Spits. ‘Waar woon jij tegenwoordig?’

‘Ik ben blijven hangen in Leiden’, antwoordde Sabine. ‘Heb inmiddels een zoon van acht en Hein dan. Die ken je natuurlijk niet, maar eh… jij?’

‘Ik woon alleen, maar psychologie is nog steeds mijn passie,’ antwoordde Spitsmuis gehaast.

‘Kom, moet je dit zien, ik heb een geweldige ontdekking gedaan,’ vervolgde ze, vatte Sabine bij haar bovenarm en trok haar mee naar een vitrine in de zaal met de collectie van Roland Penrose.

‘Kijk, dit beeldje!’ zei Spits terwijl ze enthousiast tikte tegen het glas op de plaats waarachter een beeldje, zo groot als een hand, op een sokkeltje stond opgesteld. Een vrouw zegevierend met uitgestrekte arm in de lucht, op een springend paardje. Een naakte rodeorijdster? Keek je beter dan zag je dat het paardje een pik was, een steigerende pik op twee subtiele hoefjes, met een wapperend staartje ertussen. Op de overgang van de eikel naar de schacht waren twee oren gesmeed. Door dat eikelhoofdje met die kleine oren leek het paardje weer meer op een varken.

‘Moet je zien! Oerkomisch toch? riep Spitsmuis uit. ‘Ik dacht dat het bij de Romeinen altijd om de mannelijke lust draaide, maar deze puella lust er wel pap van!’

‘Die Penrose verzamelde gewoon dit soort snuisterijen! De surrealisten waren volgens mij vooral bezig met alles wat verboden was’.

Samen stonden ze nog een tijdje te lachen bij de uitbundige vrouw op de fallus.

‘Ik las ooit dat in de straten van Pompeii allerlei uithangborden hingen. Zie je het voor je? Eerst een uithangbord met brood en wijn, zeg maar zoals onze supermarkt, en daarnaast een exemplaar met een grote tampeloerus’. Spitsmuis maakte een gebaar alsof ze een grote vis had gevangen en voegde eraan toe: ‘Zo van: na de boodschappen moet je hier zijn voor een goede beurt!’

‘Haha, weet je trouwens nog dat wij in van die vleeskleurige step-ins de BeHaviouristen speelden?’

‘Zekers! zei Spitsmuis, ‘Het studentencabaret, jij was Bea en ik Hannie en jij sloeg mij telkens met een supergrote rubberen dildo, waarna ik almaar hoge gilletjes slaakte.’
‘Bedenkelijk niveau eigenlijk, maar onze boodschap was: behaviouristen schuiven alles op prikkels en responsen, maar menselijk gedrag verklaren, ho maar!’.
‘Ach ja, wie kan dat wel?’ zei Spitmuis terloops. In fors tempo liepen ze het museum door, pratend over hun studietijd waarin ze dagelijks elkaars lief en leed deelden. ‘Nog andere plannen vandaag?’
‘Dit museum dus, en verder heb ik de hele dag vrijgeboekt voor mezelf’ antwoordde Sabine. Spits stelde daarna voor om naar haar appartement in de Proveniersstraat te gaan.

Nadat ze de spaghetti op tafel had gezet, opende Spitsmuis een tweede fles Chardonnay. ‘Op de mens als seksueel driftwezen, en driemaal hoera voor de Romeinen!’ riep ze terwijl ze door haar glas heen naar Sabine keek. ‘Cheers!’ zei Sabine mat en hief haar glas halfhoog. ‘Toen ik pas ontdekte dat mijn laatste vriend me ook weer bedonderde, heb ik besloten dat me dat nooit meer gaat overkomen’ zei Spitsmuis vastberaden. ‘Maar jij kunt altijd nog een vrouw nemen’ antwoordde Sabine. ‘Zou kunnen, maar ook ik heb mijn verwondingen’ ketste ze terug. ‘Vooralsnog ben ik te vaak alleen. En alleen is maar alleen’ zei Spits, terwijl ze haar lippen verbeten straktrok.

In een late trein naar Leiden dacht Sabine terug aan Spitsmuis en de glaasjes Amaretto die als een afrodisiacum hadden gewerkt. Onverwachts waren ze in bed beland en had ze zich totaal overgegeven aan haar vroegere huisgenote. Het voelde vertrouwd, de strelingen, dat tanige lichaam tegen het hare.

‘Denk aan het paardje’ had Spits met rasperige stem in haar oor gefluisterd, waarna ze haar vingervlugge vingers in zich voelde verdwijnen.

Ondanks haar beneveling kwam een uitspraak van Freud bij haar bovendrijven: ‘Troost is een middel om de waarheid niet onder ogen te zien.’

*

Illustratie: Jip van Toorn

Kort verhaal van Bart Kuipers: Stijfkop

Podium / 13 juli 2017

Kort verhaal van ex-cursist Jeroen van der Horst: Genadeloos

Podium / 13 juli 2017

Kort verhaal van ex-cursist Ilse Van der Hasselt: Kamerplant

Podium / 13 juli 2017